Het seksuologische broddelwerk


De wetenschap van seksualiteit kwam in de jaren tachtig van de vorige eeuw in Frankrijk en Duitsland op. In de werken die verschenen ging het vooral over neo-malthusianisme, prostitutie en de zogenaamde seksuele psychopathieën of perversies waaronder homoseksualiteit, fetisjsime en sadomasochisme gingen vallen. De beroemdste auteur uit deze beginfase was de Oostenrijkse hoogleraar R. von Krafft-Ebing wiens Psychopathia sexualis (1886) het standaardwerk voor de nieuwe sekswetenschap werd. Maar naast hem waren er vele andere psychiaters die zich interesseerden voor seksualiteit.

Het resultaat van de nieuwe wetenschap die I. Bloch in 1907 de naam "Sexualwissenschaft" gaf, was een groeiende openheid over vele facetten van seksualiteit die eerder onbespreekbaar waren. Dokters bedachten nieuwe woorden en moderne theorieën voor de seks. Termen die tegenwoordig gemeengoed zijn, zoals homo- en heteroseksualiteit, sadisme, masochisme en exhibitionisme, kwamen uit hun koker. Volgens hen bepaalden seksuele voorstellingen de persoonlijke identiteit. Deze geleerden waren wegbereiders van zowel de moderne seksuologie als Freuds psychoanalyse.

Ook in Nederland begonnen artsen zich met seksualiteit bezig te houden zoals N.B. Donkersloot, A.W. van Renterghem en J. Rutgers. Zij introduceerden honderd jaar geleden als eersten thema's als homo- en heteroseksualiteit in Nederland. De belangrijkste publikaties waren echter vertalingen uit het Italiaans, Frans, Duits en Engels. In 1887 verscheen bij de uitgever A. van Klaveren te Amsterdam Edm. Dupouy's De prostitutie bij de volken der oudheid. Sociaal-hygiënische studie als eerste serieuze seksuologische studie. Van Klaveren boorde een gat in de markt aan want al snel specialiseerde zijn uitgeverij zich in seks. Na zijn dood in 1892 kwamen zijn uitgaven op de veiling. De meeste van de ongeveer 25 titels die op seksueel en erotisch terrein lagen, gingen over naar zijn Amsterdamse collega Buys.

Deze titels vormden een waar pandemonium. Het waren serieuze werken in vertaling zoals de studie van Dupouy of L. Martineau's De clandestiene prostitutie en boeken van de Italiaanse dokter en senator Paolo Mantegazza. F. Goupils De hartstochten en hunne uitingen was bestemd voor kunstminnaars met erotische interesses. Er zaten politieke pamfletten tussen zoals A. van Gelders Slachtoffers onzer huwelijkswetten en seksuele voorlichting zoals W. Hamonds Het sexueel onvermogen en De ziekten der vrouwelijke geslachtswerktuigen van Johann Veit en Bakker. Van Bram van Dort en Bram van Dam (pseudoniemen van Mari Ternooy Apél) waren er oorspronkelijke erotische romans en van Emile Zola Vluchtige liefdes in vertaling. Scabreus waren A. Coffignons Het zedenbederf te Parijs en Félix Rémo's Het galante leven in Engeland. Dubbelzinnig waren het anonieme Meisjesoffers. Onthullingen omtrent nachtelijke schandalen in Londen en Lord Monroe's Clarisse of het leven eener blanke slavin in de negentiende eeuw. De intentie van deze boeken was ongetwijfeld oprecht gericht tegen seksuele exploitatie, maar ze zullen vooral verkocht zijn om de zinnen te prikkelen. Bij Van Klaveren groeide de seksuologie op met een tweelingbroer, de pornografie. Elders ging het overigens niet anders.

De belangrijkste auteur uit Van Klaverens fonds was J. Schoondermark Jzn. Deze medicus had zich gespecialiseerd in populair-geneeskundige werken over spijsvertering, massage, baden, huwelijk en neo-malthusianisme. Hij vertaalde het werk van de neo-malthusiaan C.R. Drysdale die het huwelijk gewettigde prostitutie noemde en vrije liefde voor man èn vrouw propageerde. Schoondermarks De voorbehoedmiddelen tegen de zwangerschap (1885) en Het behoud van ons huwelijksmateriaal (1883) gingen over naar Buys. De zeven exemplaren van de vijfde druk van de eerste titel deden inclusief de kopierechten É125. Buys zag kennelijk wel brood in dit boekje dat in de winkel 90 cent kostte. De 1436 exemplaren van C. Mensinga's De kunstmiddelen ter verfraaiïng van de vrouwelijke lichaamsvormen brachten net zo veel op. De naam van Schoondermark zou de markt van de charlataneske seksuele wetenschap in Nederland in de volgende twee decennia domineren. Een groot deel van Schoondermarks omvangrijke oeuvre schreef hij niet zelf; meestal waren het door hem bewerkte en vertaalde buitenlandse boeken. Soms vermeldde hij de oorspronkelijke schrijver niet eens, soms alleen in de ondertitel of in een bijzin.

Het nieuwe werk van Schoondermark verscheen na 1892 niet meer bij Van Klaveren, maar bij concurrent W.B. Moransard, ook te Amsterdam, die hem kennelijk een lucratiever contract had geboden. Schoondermarks nieuwe werk ging over onanie en ruggemerglijden, neo-malthusianisme, voorbehoedmiddelen, kinderloze huwelijken, contrair geslachtsgevoel, bloedschending, geslachtsziekten en "de bouw en de verrichtingen der geslachtsorganen van den man" en van de vrouw. De laatste titel hoorde bij een subgenre waarbij het niet om de tekst maar om de "beweegbare platen van den vrouwelijken geslachtstoestel" en andere afbeeldingen ging: het was nette porno. Hij schreef over Van de verkeerde richting (1894, het eerste Nederlandse boek over homoseksualiteit), Een zevental sexueele gebreken (Impotentia-Onanie-Nymphomanie-Lesbische liefde-Verkrachting-Ontmaagding-Venerie) (1895) en Neurasthenia sexualis (1901), een tijdsthema waarover ook van serieuzere auteurs als Krafft-Ebing, A. Forel en Freud vertalingen in het Nederlands verschenen. Sommige van Schoondermarks boeken werden tot in de jaren dertig herdrukt. Ofschoon ze hem geen windeieren zullen hebben gelegd, raakte hij toch minstens tweemaal in faillissement. De geleerde titels die hij voerde, professor en doctor, hoorden bij zijn charlataneske gefoezel. Hij voerde ze niet alleen wederrechtelijk, doctoraten van de Universiteit van Chicago waren bij hem ook te koop.

Schoondermark was de auteur van de sekswetenschap die onder de toonbank zal zijn verkocht. Van Klaveren was de uitgever van deze sekswetenschap die op het randje van pornografie balanceerde. Na zijn dood had Buys niet alleen zijn erotische en seksuele titels overgenomen, hij had tevens de merknaam opgekocht. Halverwege de jaren negentig begon Buys onder de naam van Van Klaveren de serie Gezondheidsbibliotheek van het Geslachtsleven die rond 1905 een vervolg kreeg met een Geïllustreerde Volksbibliotheek van het Geslachtsleven en een Realistische Novellen-bibliotheek. In de twee geleerde series verscheen het werk van gerespecteerde auteurs als P. Moreau, A. Tardieu en Krafft-Ebing naast dat van obscure figuren als Hayès en Coffignon. In de romanserie verschenen titels als Misdadige liefde, Het dierlijke in de vrouw, Liefdesavonturen van een oude snoeper, Een wispelturige maintenée en De verdorven wellusteling. De titels van het serieuze werk mochten er overigens ook zijn. Van Krafft-Ebing verschenen Het sadisme, masochisme, vampirisme en fetischisme en Satyriasis, nymphomanie, hysterie en contrair gevoel bij de vrouw en van Moreau Sexueele afdwalingen en Saphisme, sadisme, vampirisme en bestialiteit. Hierbij ging het meestal om compilaties uit hun dikkere boeken. Daarnaast gaf Van Klaveren S. de Bruins Leercursus der sexueele wetenschap. Privaatlessen voor volwassenen (1905) uit, een boek met een titel die naar de toekomst verwees want pas twee jaar later bedacht Bloch de term Sexualwissenschaft.

Met Schoondermark als zijn sterauteur stortte Moransard zich vanaf 1893 op deze markt. De vertaling van het werk van de socialistische Engelse auteur E. Carpenter was het tweede grote project van deze uitgeverij met de serie De homogene liefde, Het huwelijk, De geslachtsliefde en De vrouw, steeds met een toevoeging als en hare plaats in de vrije maatschappij (1896). Een opmerkelijke titel was A. Weills Wetten en geheimen der liefde, vertaald "door een Jood" (1895). Na de eeuwwisseling kwam Moransard met eenzelfde reeks realistisch-erotische novellen als Van Klaveren zoals Hansie's Nymphomane. Sensationeel-realistische roman uit de voorname wereld of Nora's Nachtvlinders. Ook kocht hij Van Klaverens realistische novellenreeks op.

Na 1900 kwam er als derde uitgeverij de firma C. Daniëls bij, alweer te Amsterdam die ook onder de naam Insulinde opereerde. De boektitels van deze uitgevers zijn vaak uitwisselbaar en zo leverde Daniëls een beknopte versie van Van Klaverens Gezondheidsbibliotheek van het Geslachtsleven. Hij leverde daarnaast vele pikante realistische romans, oorspronkelijk en vertaald. Naast Boccaccio, Pierre Louys en Marcel Prévost verschenen hier Hugo Beersmans 'n Snoesje, De maïtresse van Papa en De verliefde winkeljuffers en Kepingins Uit het galante leven van een vrijgezel in onze Oost en Liefdesavonturen eener Creoolsche op Java. De studie Wreedheid en wellust in het sexueele leven van Wladimir Russalkow, ongetwijfeld een pseudoniem, appelleerde aan wat meer ontwikkelde perverse lusten. In een catalogus "niet bestemd voor kinderen" die bewaard is gebleven, staat verder reclame voor albums met heliogravures van "opnamen naar de natuur" van "lieftallige schoonen" onder titels als Modelstudiën van Vrouwen-Schoonheden en Ohne Mode (het levende model). Kinderporno is minder nieuw dan de zedenpolitie tegenwoordig aanneemt want in deze brochure is al sprake van foto's van naakte en halfnaakte vrouwen, meisjes en kinderen. Een dozijn uit een collectie die 300 keuzes bood, kostte twee gulden.

Het publiceren en verkopen van dergelijke lectuur gebeurde tamelijk openlijk, maar werd steeds moeilijker naarmate het omineuze jaar 1911 van de zedenwetten naderde. Met die wetten werd de verkoop van voor de zedelijkheid aanstotelijk materiaal strafbaar gesteld. Tegenwoordig maken we ons druk om het seksuele misbruik dat aan de productie van pornografie ten grondslag zou liggen, toen maakte de overheid zich veeleer druk om de openbare zedelijkheid. In 1906 was bij Daniëls J.S. Hubrechts Vrouwenleven en lieven in een Arabische harem kennelijk zonder verdere juridische gevolgen in beslag genomen en in 1908 ageerde hij met een pamflet tegen aantijgingen in Handelsblad en Echo dat hij handelde in pornografie. De nieuwe zedenwetten maakten het voor deze uitgevers lastiger en in 1913 kreeg Daniëls een forse boete van É200 vanwege de verkoop van D.J. Bakkers roman Venuskinderen (1906) terwijl het boek in beslag werd genomen. Het is in geen enkele bibliotheek aanwezig, dus valt niet meer vast te stellen hoe onzedelijk het was, maar gezien de onschuldige titel waarschijnlijk minder scabreus dan heel wat andere titels uit zulke fondsen. Bakker was een pseudoniem voor een student die in 1913 een bekende Amsterdamse advocaat was geworden.

De fondslijst van Daniëls-Insulinde biedt tevens een aardig kijkje in de samenstelling van een uitgeversfonds. Want al deze uitgevers deden de seks erbij en handelden tegelijk in andere boeken. Ook de achterflappen en binnenpagina's van sommige werken zijn bedrukt met reclame voor het betreffende fonds. Zo bood Daniëls werk van de Italiaanse criminoloog C. Lombroso aan en Marie Andersons biografie van Multatuli naast socialistische titels, een plattegrond van Amsterdam en een gids voor emigranten die naar Canada wilden. Zola, Nietzsche, Gogol, maar ook anti-papistische werken komen tevens regelmatig in deze hoek voor.

Naast Van Klaveren, Moransard en Daniëls roerden zich wel meer uitgevers en handelaren op de seksuele markt. Een bekende naam was die van de gebroeders C.J. en A. Koster die alweer in Amsterdam in "second hand" handelden. Hoewel ze zelf wel boeken uitgaven, verkochten ze vooral het werk dat andere uitgevers hadden afgestoten. Daarbij kregen de boeken vaak een nieuwe omslag waarop als uitgever Koster stond aangemerkt. Bij deze boeken begint het aantal drukken een mysterie te worden. Valt voor Van Klaveren, Daniëls en Moransard in het algemeen aan de hand van de catalogus van nieuw verschenen boeken, de Brinkman, te achterhalen wanneer en hoe vaak ze zijn verschenen, met de Kosters is daar geen sprake meer van. Zo heeft E.T. Feenstra Kuipers Jeugdige zondaars te Constantinopel (1905) volgens de Brinkman slechts één enkele uitgave bij Buys gekend, Koster zette op de titelpagina zonder blikken of blozen "vijfde druk". Het was waarschijnlijk zijn manier om boeken aan de man te brengen: een hoge oplage gaf de koper de suggestie dat het om een interessant werk ging. Voor sommige boeken van bij voorbeeld Schoondermark kunnen we dankzij de Brinkman achterhalen dat ze vele drukken kenden, maar met de Kosters is dat onmogelijk.

De even interessante vraag naar de oplages kunnen we dankzij de veiling van Van Klaverens boeken in 1892 voor zijn uitgeverij beantwoorden: de oplage schommelde tussen de 500 en 2000 exemplaren per druk. Later kenden boeken als T.H. van der Velde's Het volkomen huwelijk (1926) en Forels Het sexueele vraagstuk (1908) veel hogere oplages. Forels boek haalde in 1935 de 80.000 exemplaren. In de vijftiende druk van Blanke slavinnen in Nederland vermeldde uitgever C.J. Koster "10.000 exemplaren per oplaag" (ca. 1905). In een advertentie maakte hij trots melding van zijn zes telefoonlijnen, dus de zaken moeten heel behoorlijk zijn gegaan. Of was dit weer een mystificatie?

Andere uitgevers die vanaf 1900 actief werden met seks, waren Bauer, Craft en Veldt te Amsterdam. De Oosterse sensualiteit waar Daniëls met Hubrechts en Kepingin al op speculeerde, kreeg een vervolg met De Oostersche vrouw en haar hartstochten van Willem Hoogenstraten dat Bauer & Co eerst in 1906 en Craft & Co in 1914 in herziene versie uitbracht. Bij Craft verscheen van Dr. H.Ploss en Dr. Max Bartels De vrouw in Natuur- en Volkenkunde. Anthropologische Studiën (1908) waarvan Veldt een goedkope herdruk publiceerde. Veldt kwam zelf met Huwelijk en Liefde in de Glanstijdperken van Oostersche Beschaving in 6 delen (1906-1908). In hetzelfde genre verscheen bij Van de Garde te Zaltbommel van Pierre Dufour (pseudoniem voor Paul Lacroix) Geschiedenis der sexueele zeden bij alle volkeren en in alle tijd (3 delen, 1910-1912). Deze boeken waren vanzelfsprekend rijk geïllustreerd. De Nederlander hoefde in 1911 op het gebied van fysiologie, psychologie en geschiedenis van de seks geen analfabeet meer te zijn.

In de jaren twintig en dertig verschenen vele van deze boeken bij de gebroeders Graauw die te Amsterdam en Soerabaia waren gevestigd. In die periode vestigden deze broers vrijwel een monopolie op de markt voor het scabreuze werk terwijl de gebroeders Koster die vooral in tweedehands handelden, soms ook nieuwe boeken op de markt brachten. Daarnaast bleef de stroom nettere werken over seksuele voorlichting, huwelijk en geslachtsziekten aanzwellen die vanaf 1890 bij serieuze uitgeverijen verscheen zoals Adriani te Leiden, Hilarius te Almelo, Hollandia en Den Boer te Baarn, Tierie, Swartsenburg, Strengholt en Elsevier te Amsterdam.

Na de seksuele knevelwetten van 1911 is er een tendens naar het keurige werk. De realistische novellen die juist in het eerste decennium van de nieuwe eeuw en masse waren verschenen, verdwijnen van het toneel. Het wat luchtiger werk van auteurs als Schoondermark, Hayès en Coffignon had in 1911 zijn beste tijd gehad. De seksuele perversies verdwenen uit beeld en het huwelijk komt met het werk van Van de Velde en het echtpaar Wibaut volop in beeld. Homoseksualiteit kwam na 1911 aan de orde in romans met literaire en opvoedkundige aspiraties waaruit alle "schunnige" seksscènes die in het vroegere werk van Jacob Israël de Haan wel voorkwamen, verdwenen. De politiek en de politie domesticeerden de seks en een ereplaats werd gereserveerd voor heteroseksualiteit en huwelijk. Protestanten en katholieken stortten zich op seksuele voorlichting wat het beste middel leek om seksuele perversies, vrije liefde, prostitutie, geslachtsziekten en neo-malthusiaanse praktijken te voorkomen. Door de grotere sociale druk viel de markt weg voor uitgeverijen als Van Klaveren, Moransard en Daniëls die na 1911 tot obscuriteit waren veroordeeld en het uiteindelijk aflegden tegen Graauw. Overigens lijkt de erotische markt in de jaren dertig alweer te zijn opgeleefd.

Tussen 1885 en 1911 zijn er waarschijnlijk een paar honderd boeken en brochures over seks verschenen. Vooral aan de onderkant van de markt bestond een levendige industrie van erotisch werk die na 1911 nog veel minder werd gewaardeerd dan daarvoor zodat zelfs de sporen ervan bijna zijn uitgewist. Ondanks behoorlijke oplagen en verschillende drukken lijken sommige boeken en novellen nu al van de aardbodem te zijn verdwenen. Het is verbazend om vast te stellen hoeveel kennis er al voor de Tweede Wereldoorlog over alle kanten van de seks beschikbaar was en hoeveel ruimte er bestond voor een discussie over vrije liefde en seksuele variaties voor 1911. Hadden de confessionelen toen geen domper gezet op de levendige seksuele cultuur die Nederland kende, dan was de klap van de seksuele revolutie in de jaren zestig veel minder hard aangekomen.


Gert Hekma


Dit artikel is een voorstudie voor een groter artikel over hetzelfde onderwerp dat op een nog onbekende plaats zal verschijnen. Ik wil Paul Snijders, Jan Aarts en de medewerkers van de leeszaal van de Vereniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels in de Universiteitsbibliotheek van de Universiteit van Amsterdam bedanken voor hun hulp bij mijn onderzoek.