Foucault, leerwereld en seksuele bevrijding
Dit voorjaar is de bar Le Keller in Parijs gesloten. Het zegt u waarschijnlijk niks, en ook ter plekke ontsnapte dit onnozele feit aan de aandacht van de pers. Toch wil ik er hier de aandacht op vestigen want het is geen zinloos feit. Een zoektocht op internet biedt nauwelijks informatie over de sluiting van deze wereldberoemde homoseksuele leerbar, de oudste van zijn soort in Parijs. Hoewel de lichtstad vaak mijlen voorloopt op Amsterdam, had het op dit punt een grote achterstand: de Keller dateert uit 1977, de eerste Mokumse leerbar (voorloper van de huidige Argos) is bijna een kwart eeuw ouder. Maar waarom is de Keller interessant voor liefhebbers van Foucault? Om het simpele feit dat hij daar zijn eerste schreden op het leerpad zette. Daar en in de kinky bars van San Francisco, Toronto en New York ontdekte hij een seksuele wereld die hem in zijn laatste jaren inspireerde tot politieke maar ook nogal romantische uitspraken die een ander licht werpen op zijn boek over de geschiedenis van seksualiteit De wil tot weten dat net iets eerder verscheen dan dat Le Keller zijn deuren opende. Zijn bezoeken aan die geheime homowereld brachten hem op ideeën die hij in interviews naar voren bracht. En zoals we weten was Foucault daarin een ander soort intellectueel dan in zijn boeken: politieker en directer. Want zijn werk, zoals hij het noemde een “geschiedenis van het heden”, was door en door politiek. Hij nam actuele vraagstukken op en onderzocht er de historische achtergronden van zoals in zijn werk over psychiatrie en gekkenhuis, gevangenis, sociale wetenschappen en seksualiteit. Hij schreef en tekende manifesten, liep naast Sartre en Genet in demonstraties mee, richtte een Groupe d’Information sur les Prisons op en was nauw betrokken bij het homoblad Gai Pied (1979-1992) en de homobeweging zoals die zich rond 1980 in Frankrijk ontwikkelde.
Hier wil ik het eerst hebben over Foucaults academische studie van seksualiteit, over zijn politieke inzet rond homobeweging en leerwereld zoals die in interviews naar voren kwam, over de receptie van zijn seksuele geschiedenis en tot slot over de afwezigheid van een serieuze discussie over de seksuele revolutie.
In De wil tot weten, het eerste deel van zijn geschiedenis van seksualiteit uit 1976, biedt Foucault een nogal somber beeld van seksualiteit en seksuele bevrijding. Het is een scherpe kritiek op de seksuele revolutie die in de tijd dat het boek verscheen, op zijn laatste benen liep. Wat overdreven gesteld zou je kunnen zeggen dat Foucault haar de doodklap gaf. Al sinds een eeuw kwamen er steeds mensen naar voren, aldus MF, die zich beklaagden over het zwijgen rond seksualiteit en die beloofden om door te spreken seksuele vrijheid te brengen. Dat waren dokters, biologen en psychologen en ook sociale wetenschappers en linkse mensen. Namen noemde hij vrijwel niet maar hij bedoelde behalve de seksuologen en psychiaters zeker ook Wilhelm Reich, Herbert Marcuse en Jos van Ussel. Dat er sinds eeuwen een grote stilte rond seksualiteit heerste, bestreed Foucault krachtig. Misschien waren die beloften van liberalisering en openheid heel goed gemeend, maar uiteindelijk waren ze uitdrukkingen van een machtsspel en brachten ze disciplinering. De vrijheid die ze beloofden leidde alleen maar tot een sterkere onderwerping. Het subject werd een object van bestudering. Hoe kon de mens beter aan de leiband gelegd worden dan door hem bekentenissen te ontlokken over zijn diepste zielenroerselen en die in te zetten om hem tot zelfcontrole en normalisering te brengen. Er waren positieve, productieve machtswerkingen in het spel die het subject maakten tot wat het was en een irreële illusie van vrijheid boden. Natuurlijk was verzet inherent aan macht, maar zelfs dat verzet leek in deze studie eerder een afgeleide, soms zelfs een smeermiddel van de macht. Aldus een wijd verbreide voorstelling van het boek waar Foucault zich evenwel tegen verzette omdat die te negatief was zeker over de weerstand. Overigens gaf hij wel alle aanleiding tot een kritiek dat zijn werk, ondanks de verwerping van de repressieve hypothese, toch wel erg sterk over onderdrukking ging – meer over assujettissement als onderwerping dan als subjectwording. En met de kritische houding ten aanzien van seksuele identiteiten kon die subjectivering ook niet als een positieve uitkomst worden gezien.
In de tijd dat dit boek verscheen hielden mijn vrienden en ik ons bezig met flikkerbevrijding en onze ogen waren gericht op Parijs, op onze Parijse vrienden en medestrijders en op Guy Hocquenghem die het werk van Deleuze, Guattari en Foucault vertaalde voor homoseksueel gebruik. Bij ons kwam Foucaults kritiek op ideeën van seksuele bevrijding hard aan en wij raakten het spoor een beetje bijster. Gelukkig boden interviews met en artikelen van MF enige geruststelling en die gaven we maar al te graag in het Nederlands uit. Daarin sprak hij van collectieve strategieën van vriendschap, van levensstijl en levenskunst, van esthetiek en dandyisme, van de vraag hoe we onszelf vorm konden geven. “Homoseksualiteit is historisch gezien een aanleiding om relationele en affectieve mogelijkheden opnieuw een kans te bieden, niet zozeer vanwege de innerlijke kwaliteiten van de homoseksueel, maar vanwege zijn marginale positie.” De homocultuur kon een voorbeeld voor anderen zijn. Bijzonder lovend sprak hij over de kinky wereld waar nieuwe vormen van plezier ontstonden, macht geërotiseerd werd en het hele lichaam werd ingezet. Laat ik een interview uit het homoblad The Advocate citeren: SM “is een ware schepping van nieuwe mogelijkheden voor plezier, die mensen zich vroeger niet konden voorstellen. (..) zij vinden nieuwe mogelijkheden om plezier te beleven aan ongewone lichaamsdelen ..”. Hij noemde vuistneuken en dacht bij dit citaat behalve aan de huid zeker ook aan sluitspier en ingewanden. Elders zegt hij: “SM is een ware subcultuur. Het is een proces van uitvinden. SM is het gebruik maken van een strategische relatie als een bron van fysiek plezier”. Het is volgens Foucault niet de eerste keer dat mensen deze strategische relaties (overigens een nogal vage term) als bron van plezier gebruiken. Het gebeurde eerder in de Middeleeuwen met de hoofse liefde. Met de tegenkrachten die ontsnapten aan de macht en het verzet dat haar ondermijnde, worstelde Foucault in zijn laatste twee werken. Hij wilde, mijns inziens met een matig succes, tegenwicht creëren tegen de in zijn werk alomtegenwoordige disciplinering. Het derde deel van de geschiedenis van de seksualiteit kreeg een titel die een programma inhield, De zorg voor het zelf (1984). Het vormde de bekroning van zijn werk maar zijn navolgers bleven worstelen met de vraag naar de plaatsen die vrij van machtswerkingen waren. Die zochten sommigen van hen bij bovengenoemde thema’s van vriendschap, dandyisme, levenskunst en leercultuur.
Ondanks MF’s positieve uitspraken over seksueel plezier in laatste interviews en artikelen is vooral zijn sombere kijk op seksuele bevrijding in het werk van leerlingen en navolgers benadrukt. Door hem is de studie van seksualiteit na 1980 van de grond gekomen en heeft die een enorme vlucht genomen. Voor zijn tijd bestond er vooral een hagiografische traditie van artsen die hun goede werk op seksueel gebied in terugblik prezen. Na hem was seksualiteit niet langer natuur en biologie maar cultuur en geschiedenis, mensenwerk. De serieuze aandacht voor seksualiteit was een veelbelovende ontwikkeling. Maar helaas is de dominante toon in de meeste studies over seksualiteit en gender vooral negatief. Het gaat meer over disciplinering dan over vormgeving. Zijn historische beschouwingen over de geschiedenis van seksualiteit en in het bijzonder van homoseksualiteit als thema van pathologisering, normalisering en criminalisering hebben ruimschoots navolging gekregen. Studies over transgenders, transseksuelen en interseksuelen zijn immens populair geworden. De sociale wetenschappen zijn geïnfecteerd geraakt met een wat zwartgallige kijk op seksueel leven en intieme politiek. Over levenskunst en vriendschap verscheen een stevige stroom boeken na zijn dood maar die gingen hoogst zelden over erotiek. Daarentegen kregen zijn fascinatie met SM-wereld en zijn interesse voor seksuele bewegingen vrijwel geen aandacht. Het lijkt wel of zijn scherpe kritiek dodelijk is geweest voor de studie van seksuele vrijheden en erotisch plezier. Tegenover alle studies die betrekking hebben op de moderne afkortingenbrij voor homo’s – LGBTTTIQQ (lesbian, gay, bisexual, transgender, transsexual, travestite, intersexual, queer, questioning) – staat geen enkele over sadomasochisme als nieuwe praktijk en innovatief plezier. De andere seksuele variaties die voorheen perversies werden genoemd zoals pedofilie hadden om goede redenen Foucaults aandacht maar wekten nauwelijks belangstelling bij postmoderne academici. Geen enkele van de klassieke perversies zijn in de afkortingensoep opgenomen: niet SM, niet pedofilie, niet fetisjisme, niet voyeurisme of exhibitionisme, niet dierenliefde. MF’s oproep aan hetero’s om een voorbeeld te nemen aan de sekscultuur van homomannen is in zijn tegendeel omgeslagen – homo’s ontlenen hun seksuele leidraden nu aan hetero’s. Over de seksuele revolutie is voor geen enkel land nog een samenvattende studie verschenen. Ik vermoed omdat het mede dankzij een voorzichtige en brave lezing van Foucault een te heet hangijzer is geworden.
Het gebrek van academische aandacht voor de seksuele revolutie is niet een reflectie van de politieke en maatschappelijke interesse ervoor – die is groot. Conservatieven wijten alle ellende van de huidige tijd aan de losgeslagen moraal van de jaren zestig. Feministen mogen er van hebben geprofiteerd maar wijzen vooral op de nadelen van alle seksuele vrijheden zoals voortlevende mannelijke privileges. In de literatuur wordt gestreden om de erfenis van die tijd. Biografen van hoofdrolspelers verschijnen zoals van Nop Maas over Gerard Reve en Marja Vuijsje over Joke Smit. Er zijn auteurs die zich afvragen of de seksuele revolutie ooit heeft plaats gevonden. Andere zoals Marcela Iacub wijzen erop dat de seks sindsdien tot meer wetgevende, politionele en justitiële activiteit heeft geleid en dat er nu meer zedenmisdadigers vastzitten dan ooit tevoren. Maar het is nauwelijks gekomen tot een serieus debat over wat seksuele vrijheid nu betekent, hoe onze seksuele cultuur er uit zou kunnen zien, over de geschiedenis en de toekomst van het plezier. Ondanks het grote belang dat negatief of positief aan de seksuele revolutie wordt toegekend, is die nauwelijks onderwerp van historische reflectie geweest. Foucault heeft tot zulke vragen aanzetten gegeven. Die zijn om allerlei redenen niet opgepikt en het lijkt me de hoogste tijd om ermee te beginnen. De bar Le Keller mag zijn gesloten, de leercultuur is allerminst verdwenen en de inspiratie die zij aan Foucault verschafte, kan daar nog steeds gevonden worden. Zoals hij liet zien, zijn seksuele variaties voer om over na te denken. Het is jammer dat sociale manieren en seksuele technieken die daar collectief ontwikkeld werden om van onze levens een kunstwerk te maken, niet op de agenda gekomen zijn. Waardoor heteronormen en vormen van seksuele disciplinering alleen maar verder kunnen gedijen. De aarzelingen die het werk van Foucault – ten onrechte - opriep om aandacht te besteden aan thema’s als seksuele vrijheid inclusief die leercultuur, hebben inspanningen om een erotische levenstijl van eigen makelij te knutselen geen goed gedaan.