Een tijdelijk HomoMuseum in New York


New York is bekend om zijn kunst en homowereld en alle verbanden daartussen. Alleen al in Chelsea (ook beroemd om zijn “muscle queens’) zijn zo’n 230 galeries en daar is heel wat homosueels te zien: van Andy Warhol en Richard Prince tot de Frans-Columbiaanse schilder van mannenlichamen Luis Caballero. In Soho zit de Leslie-Lohman galerie die zich geheel richt op “gay and lesbian art”. Dat levert soms veel blote pikken op of stoere mannenlijven, in het voorjaar was er een mooie tentoonstelling met foto’s van hoerenjongens uit Baltimore en omstreken. De Fales Library van de New York University heeft deze zomer een expositie over Pansy, Dyke, Homo, Fag. 150 Years of Queer Culture waar zoals je van een bibliotheek mag verwachten vooral boeken en manuscripten liggen. Ze tonen een brief van Bosie aan Oscar uit mei 1895 (de tijd van het tweede proces met Oscar bijna achter de tralies en Bosie veilig in Parijs) met de mooie slotzin “I am always your own loving and devoted boy, Bosie”. Verder een bundel uit het Latijn vertaalde homo-erotische gedichten Ionica verzameld door William Johnson Cory (London 1858), de oudste homotekst van de Fales Library. De ondertitel vertelt dat mannen als Cory op jongens vielen maar geen pedofielen waren! Ongetwijfeld om te voorkomen dat een gek de bieb in de fik steekt. Er zijn gay fanzines, homoporno en gewone romans te zien, affiches en archivalia van Coleman Dowell, Dennis Cooper en David Wojnarowicz. Sommige boeken zijn zeldzaam zoals de boeken van de naamloze liefde van Sagitta of hebben mooie omslagen zoals A Scarlet Pansy van Robert Scully (1933) of The Leatherboys van Eliot George. Bij de ingang is er een uitstalkast met memorabilia van Act Up.

New York is een gekke stad. Er lopen meer homo’s en lesbo’s hand in hand of gearmd dan in enige andere stad van de wereld. Hun aanwezigheid is zo opvallend geworden dat heterojongens niet meer met z’n tweeën op straat durven verschijnen uit angst voor homo te worden aangezien. Tegelijk is alle homoseks uit de stad verdwenen. Een videowinkel Blue waar je onder barre omstandigheden en voor veel geld seks kon hebben, is pal voor de gay parade op last van de politie gesloten omdat er gelegenheid tot prostitutie zou zijn gegeven. Geen homohaan die kraait; het is in New York een natuurwet – seks is verboden waar in de hoofdstad van het kapitalisme. Een café zo ongeveer gebouwd als dark room heeft een man in dienst die met een zaklantaarn rondloopt om te voorkomen dat er onbehoorlijke dingen gebeuren. Voor die vernedering moet je tien dollar betalen! Tegenover de Fales Library ligt het park van Washington Square en daarin is een openbaar toilet waarin vijf poepdozen op een rij staan zonder muren of deuren. Waar dat nu toe dient kon niemand me uitleggen en wie die wc zou gebruiken is me een raadsel gebleven. Ik ging bijna denken dat het een kunstwerk was. Het zou prima voor de seks zijn geweest maar in alle parken van New York hebben ze een leger parkwachten die er nauwkeurig op toe zien dat je er geen alcohol of drugs gebruikt, niet fietst en geen vieze dingen doet. Dus die toilet zal geen homoseksueel bijgebruik kennen.

Erg interessant is de tentoonstelling HomoMuseum in Exit Art, een soort galerie op de hoek van de 10de Avenue en de 36ste straat. Het thema is homohelden en homomomenten; de nadruk is meer op de bekende helden komen te liggen dan op die exotische momenten. Ze tonen er visuele kunst en video’s van kunstenaars die een homohistorisch gegeven hebben verwerkt. Het opent met twee vrouwtjes-apen die elkaar opwrijven terwijl een jongetje zijn vinger uitsteekt naar hun felrode kutten. Het zijn bonobo’s, de apen die het dichtst bij de mens staan, van alle seksuele markten thuis zijn en een onverzadigbare lust kennen. Ooit onder de aandacht van de mensen gebracht door de Nederlandse bioloog Frans de Waal. Alleraardigst was een vierluik van portretten van Sal Mineo op een pilaar. Sal Mineo, dat is het schattige nichtje Plato, de tegenspeler van James Dean in Rebel Without A Cause. Een installatie van honderden lege kogels vormt een kaart met de tocht van Alexander de Grote van Griekenland tot de Indus en is tegelijk een verbeelding van de god-keizer die samen met zijn geliefde Hephaistos onder een deken slaapt. Er is een kijkkast met spullen uit de nalatenschap van Quentin Crisp en erboven aan de muur hangen vier van zijn hoeden. Een lesbische kunstenaar leverde het “Lam Gods” als homoheld in, een schaap dat Jezus Christus verbeeldt. Zijn grote bijdrage is volgens haar de boodschap van tolerantie. Aan de muur hangt een affiche van twee soldaten die niet met elkaar strijden, maar vrijen. Leuk dat homo’s zulke lieve mensen kunnen zijn, maar ik zou hen in de rechts-religieuze wereld van Bush en Bloomberg en Benedictus en Balkenende (dat noemen ze hier de B-lijn) graag wat agressiever zien.

Foto’s zijn er van James Bidgood, volgens de organisatoren van de expositie een zwaar miskende artiest. Een overleden collega die nog veel erger miskend is, heet Alvin Baltrop. Deze zwarte man was de hoffotograaf van het homo- en hoerenleven op de pieren in de Hudson toen daar niet alleen een vleesmarkt van koeien en varkens was, maar ook van mannen onder elkaar. Hij had een boek Ashes from a flame samengesteld maar dat is helaas nooit verschenen. Die bijzondere foto’s zijn vrijwel nooit gepubliceerd. Gelukkig hangt hier een twintigtal en zijn ze gebruikt voor de prachtige documentaire over het homoseksleven in de jaren zeventig toen New York wel een stad van vrije seks was, Gay Sex in the 1970s. De pieren zijn intussen helemaal schoongeveegd. Er is nu een net en mooi park op aangelegd waar veel homo’s en lesbo’s zitten en hangen. Ze mogen elkaar zoenen maar niet aan elkaars tepels zitten, laat staan een stap verder gaan, zo heeft de parkcommissie dit voorjaar bepaald. Ik zag een paar jonge zwarte nichten obscene bewegingen maken, ze werden gelijk door twee parkwachters op de vingers getikt. Als ze het weer deden, konden ze worden gearresteerd wegens “improper conduct”. Is dat niet de titel van een documentaire die over homorepressie op Cuba gaat? Op seksgebied blijken politieke tegenstanders soms seksuele medestanders van elkaar te zijn.

Een nuttig onderdeel van de tentoonstelling is het “archief”. De samenstellers hadden een oproep gedaan om interessante homohistorische objecten in te zenden. Zo lagen er boeken, video’s en manuscripten van queer New York. Een aardige verzameling foto’s die waarschijnlijk helaas niet autentiek is, toont schandknapen uit een bordeel op de Bowery uit 1890. Het verhaal zou zijn dat die jongens foto’s van zichzelf verkochten om een centje bij te verdienen en een klant had een verzameling daarvan aangelegd met opmerkingen over de jongens, de grootte van hun lul en hun specialismes. Die bijschriften waren recent getypt. De historicus Jonathan Katz met wie ik de expositie bezocht, vroeg zich af waarom ze niet in handschrift bijgeleverd waren. Het leek nu erg op een collectie die door die bijschriften meer waard moesten worden voor verkoop op de markt (Ebay).

Een interactief onderdeel was een brandstapel op poten die verwees naar de executie van sodomieten in de Middeleeuwen. Onder de brandstapel stonden een tafel en een stoel. De bezoekers werden uitgenodigd namen van verdienstelijke homo’s en lesbo’s te noteren met een korte toelichting waarna die namen aan de twijgen van de brandstapel werden bevestigd. Ik gaf de de markies de Sade (ooit ter dood veroordeeld wegens sodomie) en Jacob Israel de Haan op. Verder was er een kast (closet) met daarin foto’s van enkele beroemde homoseksuele helden die waren samengesteld uit een groot aantal kleinere foto’s van hedendaagse homo’s en lesbo’s. Aan de buitenkant van de kast hadden ze de plattegronden van de huizen van die beroemde homohelden aangebracht, een gevangenis voor Genet, de Parijse woning van Gertrude Stein en een openbaar toilet waarvan me ontging wie die zo gretig bezocht.

Jonathan Katz vroeg zich af of het niet beter was geweest wanneer kunstenaars en historici vanaf het begin hadden samengewerkt. Het leek ons goed voor beide kanten. Historici zijn vaak niet erg visueel ingesteld. Ik krijg soms de kriebels wanneer ik ondertitels in homoboeken lees die zo nietszeggend kunnen zijn. En die kunstenaars slaan de plank soms heel erg mis. Bij de installatie over Alexander de Grote stond een tekst waarin verteld werd hoe hij de moslims onderworpen had, en dat 1000 jaar voordat Mohammed de koran schreef! Godsdiensten meten zichzelf vaak een aura van eeuwigheid aan, maar dat een kritische kunstenaar in die val loopt, is een grappige ongerechtigheid.

Dat zouden we in Amsterdam eens moeten opzetten – een dialoog tussen homogeschiedenis en homokunst. Aan beide kanten is voldoende talent beschikbaar en interesse aanwezig. We hadden in Amsterdam verschillende historische exposities zoals Goed verkeerd in 1989 en tentoonstellingen van “queer art” zoals From the corner of the eye in 1998. Waarom niet eens een dialoog tussen beide professies die uitmondt in een lekker Nederlandse tentoonstelling?


Gert Hekma