De wereld verkleind, de homo uitvergroot?


In een globaliserende wereld heeft de homowereld te maken met verschillende tegengestelde tendensen. De twee belangrijkste zijn de opkomst van homoleven en –beweging in alle uithoeken van de wereld en aan de andere kant de groeiende activiteit van puriteinse instellingen die seksuele minderheden het leven zuur maken. Een belangrijke vraag over homorechten is wie de homo’s nu eigenlijk zijn die een plekje onder de zon claimen en voor welke rechten ze vechten. Deze vier thema’s van beweging en antibeweging, van identiteiten en rechten wil ik hier behandelen.


Globalisering van homobeweging

De homobeweging die in 1897 in Duitsland begon, heeft zich eerst langzaam en sinds een decennium in hoog tempo over de wereld verspreid. Tot 1970 bestonden zulke organisaties alleen in Westerse landen maar nog niet eens in Spanje of Portugal. Met de seksuele revolutie verspreidden ze zich naar Latijns-Amerika, Zuid-Afrika en Zuid-Oost Azië. Sinds 1990 zijn zulke groepen ontstaan in de landen van Oost-Europa, overal in Azië en er zijn zelfs dappere initiatieven ontwikkeld in zwart Afrika en de Arabische wereld. In communistisch China zijn er geen formele organisaties maar ritselt het op internet, rond karaoke-clubs en sportvelden van homoseksuele initiatieven. De queer beweging is booming in India. In Nepal discussieren politici over de vraag of de rechten van homo’s, lesbo’s en transgenders in de grondwet verankerd zullen worden – zoals eerder in Zuid-Afrika gebeurde, nu met de transgenders erbij. De International Lesbian and Gay Association (ILGA), de International Gay Lesbian Youth Organization (IGLYO) en de International Gay and Lesbian Human Rights Commission (IGLHRC) behartigen de internationale belangen van de homobeweging. Daarnaast is er een kleine groep landen (de Scandinavische, Nederland, Canada) en NGO’s zoals in Nederland HIVOS en Mama Cash die homo- en lesbo-initiatieven ondersteunen.

Niet alleen de homobeweging ontwikkelt zich wereldwijd voorspoedig, ook de homowereld is sterk in opmars. Homo-achtige bars en disco’s zijn te vinden in alle uithoeken van de wereld van Tokyo, Sjanghai en Soerabaja tot Havana en Paramaribo. Zelfs in omgevingen die niet zo homovriendelijk zijn vallen er plekken te vinden waar homo’s en soms ook lesbo’s samenkomen. Internet, media en films tonen homoseksualiteit in vele vormen en veel jongeren ontdekken dat ze homoseksueel zijn door zulke beelden en berichten die gefabriceerd zijn in een totaal andere wereld dan waar zij leven. Niet alleen homo’s maar ook hun tegenstanders komen in beweging door alle aandacht. Zo leidde de Canadees-Indiase film Fire over de liefde tussen twee vrouwen in India tot grote rellen tussen politie en Hindoe nationalisten die niks van homoseksualiteit moeten hebben. Homo’s en lesbo’s zorgden dat zij uit zicht bleven.


Tegenkrachten

Tegenover de homobeweging staat een veel machtiger lobby van religieuze organisaties, nationalistische partijen, staten en NGO’s die zich keren tegen seksuele mensenrechten. Tussen Bush en de “as van het kwaad” bestaat juist op seksueel-politiek gebied een monsterverbond. Christelijke en islamistische politici verzetten zich samen met religieuze leiders tegen seksuele rechten van homo’s en lesbo’s en ook van sekswerkers, transgenders, ongehuwde vrouwen en kinderen. Bush, Benedict en Bin Laden zijn een duivelspact aangegaan tegen seksuele vrijheden, zelfs tegen erotische vrijmoedigheid. NGO’s en IGO’s spelen daarbij een nefaste rol. Ontwikkelingshulp gebruiken sommige staten zoals de VS om seksuele politiek te bedrijven en seksuele voorlichting, abortus of condoomgebruik te bestrijden. Voor VN-organisaties betekenen kinderrechten eerder bescherming tegen dan voorbereiding op seks – en kind ben je tot je achttiende. Jongeren die andere dan heteroseksuele keuzes maken staan door zulk beleid volledig in de kou. Organisaties als ECPAT en Terre des Hommes die zeggen kinderen te willen beschermen richten zich daarbij gretig op jonge sekswerkers die in de prostitutie vaak met minder moeite en risico meer geld verdienen dan als vakkenvuller, land- of fabrieksarbeider. Ze tonen een sterke voorkeur om juist homoprostitutie aan de kaak te stellen en de aantallen minderjarige (homo)hoeren enorm te overdrijven. Deze organisaties hebben met de VN voorop een sterke oriëntatie op vrouwen, huwelijk en gezin en tot dusver helemaal geen oog voor gender- en seksuele diversiteit. Op de meeste niveaus legt het seksuele burgerschap (Hekma 2004) het af tegen het religieuze. In geen enkel VN-verdrag zijn tot op heden homorechten opgenomen. Vrijheid op seksueel gebied wordt nergens gegarandeerd, terwijl vrijheid van godsdienst – ook als die tegen derden wordt ingezet – tot de tantra van het internationale recht hoort. De Taiwanese onderzoekster Josephine Ho waarschuwt voor de brede puriteinse lobby die sommige staten vooral steunen uit opportunisme – om moeilijke seksuele vragen uit de weg te gaan.


Diversiteit van homoseksuele uitingsvormen

Ten derde speelt de vraag om welke homo’s het nu gaat. In het Westen bestaat het beeld van homo’s en lesbo’s als volwassenen die een min of meer exclusieve voorkeur hebben voor hun eigen geslacht en een minderheid vormen. Veel mensen denken dat die seksuele voorkeur is aangeboren – het is een geaardheid – en de personen met die voorkeur hebben volgens de homo’s en lesbo’s zelf geen bijzondere gender-identiteit. Daarover denken de meeste hetero’s anders. Het meest voorkomende idee over homomannen blijft dat ze nichten zijn, geen echte mannen, terwijl lesbische vrouwen gezien worden als mannelijk en sportief. Hoewel veel homo’s en lesbo’s gretig een andere, “normale” gender-identiteit zoeken, accepteerde bijna iedereen in het verleden juist de idee dat homomannen mietjes waren die niet op elkaar vielen, maar op echte mannen zoals stoere jongens, soldaten, matrozen en bouwvakkers, op de bühne gegarandeerd hetero maar daarachter niet meer. Voor lesbiennes gold het omgekeerde. Ze waren butches die het met femmes – echte vrouwen – hielden. Het seksuele verlangen draaide om het bestaan van verschil, tussen man en vrouw, mannelijk en vrouwelijk, jong en oud, rijk en arm. In die tijd was seks tussen gelijken vrijwel ondenkbaar. Tegenwoordig zijn de kaarten gekeerd en ongelijke relaties in de taboesfeer geraakt.

Het zijn juist die ouderwetse vormen van homorelaties die overal op de wereld nog steeds standaard zijn – butches met femmes, ladies met gents (zie de recensie over Reid). De zemels van de Arabische en de ibnes van de Turkse wereld (nichten) doen het met “gewone” mannen die zich nooit als homo zullen zien, maar wel homoseks hebben. Het is een kijk op en een praktijk van homo- en lesboliefde die algemeen is in Azië, het Midden-Oosten, Afrika en Latijns-Amerika. Alleen in het Westen is het homomodel van twee mannen die geen nichten meer zijn en een gelijkwaardige relatie hebben op weg de dwingende norm te worden. Dat model rukt op in andere landen, maar is daar verre van gemeengoed. Veel mannen gaan ook onregelmatig relaties aan met geslachtsgenoten naast heteroseksuele relaties die ze hebben. Dat kan zijn met transgenders in de prostitutie of met andere mannen in parken en elders. Dat heet MSM (Men who have Sex with Men) om aan te geven dat ze geen homoseksuele identiteit hebben.

Hoewel veel homomannen en minder lesbovrouwen uit de hele wereld het uit het Westen stammende model omarmen, bestaat er kritiek op. Joseph Massad verwijt de “homo-internationale” zoals ILGA en IGLHRW in zijn boek Desiring Arabs (2007) dat ze haar model van homoseksualiteit en homoseksuele beleving oplegt aan de rest van de wereld. Zijn belangrijkste bezwaar is dat alle mannen en vrouwen die betrokken zijn bij homoseks zich moeten gaan afvragen of ze homo dan wel hetero zijn. De meesten zullen een heteroseksuele keuze maken waardoor enerzijds de meeste mensen afhaken bij homoseks en anderzijds de homo-emancipatie geen stap verder komt want die homo’s zullen net zo negatief worden bezien als eerder zemels of ibnes. Holebi’s blijven tweederangs burgers. Er is geen reden om aan te nemen dat het in de Arabische wereld anders gaat dan in het Westen waar tegenwoordig minder mensen actief deelnemen aan het homoleven maar diegenen die zich ermee identificeren, het wel intensiever doen. Exclusieve heteroseksualiteit is de norm geworden terwijl homoseksuele ventielpraktijken uit de gratie raken, juist onder jongeren die hun seksuele voorkeuren ontwikkelen.

De kritiek van Massad is belangrijk, maar gaat onvoldoende in op twee vragen. In de eerste plaats wordt het Westerse homomodel veel meer gepropageerd via media, NGO’s, kerk en wetenschap en door anti-homo’s zoals de Mugabes van deze wereld. De homo-internationale heeft beperkte invloed. De opkomst van het homomodel is misschien geen onontkoombaar proces, maar vooralsnog zet het wel wereldwijd de toon ongeacht de activiteiten van de homobeweging. Ten tweede is het de vraag hoe aantrekkelijk het is om zemel of ibne te zijn in de huidige politieke constellatie. De ladies van Zuid-Afrika worden grondwettelijk beschermd, maar in de meeste landen zijn nichten, transgenders en potten uitschot dat vaak met beledigingen en geweld te maken heeft en het soms ook zelf gebruikt ter verdediging. Mijns inziens romantiseert Massad het beeld van het homoleven in het verleden teveel. Zijn kritiek roept wel de vraag op onder welke condities seksuele vrijheid voor iedereen het best floreert. In het Westen blijft de ruimte voor seksuele diversiteit beperkt, maar of die in Midden-Oosten zoveel groter is, valt te betwijfelen. Op de daar bestaande cultuur van het doen en erover zwijgen valt veel af te dingen. De norm is er misschien nog niet heteroseksualiteit maar wel het reproductieve huwelijk. Een kwestie van regen en drup en in beide gevallen weinig ruimte voor onverstoord homoleven.

Lang niet alle mensen die homogedrag vertonen identificeren zich homoseksueel. Overal bestaan lokale variaties zoals transgenders, mensen die zich niet als typisch mannelijk of vrouwelijk zien. Aan de mannenkant zijn het waria’s in Indonesie, kathoey’s in Thailand, hijra’s en koti’s in India, travesti’s in Brazilië en tientallen namen en vormen in Indiaanse culturen. In het Westen kennen we drag queens, travestieten, transseksuelen. Aan de vrouwenkant zijn er butches, ladyboys, lesbian men en jongensmeisjes. De seksuele partners van deze transgenders zijn helemaal onzichtbaar en hebben geen namen zoals de “hetero”-mannen die seks met nichten en zemels hebben of de femmes die met butches gaan.

Een andere categorie vormen seksuele contacten van jongeren met elkaar en met volwassenen die waarschijnlijk net zoveel voorkomen als die tussen volwassenen van dezelfde sekse onderling, zeker wanneer we een leeftijdsgrens van 18 jaar aanhouden. Zulke contacten zijn nog steeds algemeen in de hele islamitische wereld, in India, in Latijns-Amerika, en waren het in het oude Griekenland, Japan en China, onder Melanesiërs en Molukkers en onder verschillende Afrikaanse stammen. In Europa maakten ze tot voor kort nauwelijks een verschil tussen homo- en pedoseksuele contacten – beroemdheden als Oscar Wilde en André Gide zaten eerder aan de pedo- dan aan de homokant van de leeftijdsgrenzen die nu worden gehanteerd. Mensen uit deze omvangrijke groep zullen zich zelden identificeren als homo of lesbo, jongeren vanwege hun jeugdige leeftijd en ouderen vanwege de demonisering van “pedofiele” contacten. De homo-internationale distantieert zich uit alle macht van deze groep met homorelaties. De ILGA heeft alle organisaties die het opnamen voor seksuele rechten van jongeren en pedofielen begin jaren negentig in de ban gedaan onder druk van de VS. In plaats van vechten voor homorechten ook voor de jongste deelnemers aan het homoverkeer en misbruik bestrijden, ging de ILGA mee in het ontkennen van zulke rechten voor jongeren die vaak zelf hun erotische keuzes kunnen en willen maken.

Er bestaat een grote variatie in de manieren waarop mensen homoseksuele contacten hebben en hun genderpositie daarbinnen definiëren en de wijze waarop ze zich daarmee al dan niet identificeren. Het Westerse homodel mag oprukken in de rest van de wereld, vooralsnog bestaan daarnaast op ruime schaal andere wijzen om homoseks te beleven.


Seksuele rechten

Het vierde punt draait om de rechten waarvoor de homobeweging opkomt. In de VS zijn homohuwelijk en toegang tot het leger en in Europa zijn zichtbaarheid en seksuele voorlichting centrale thema’s geworden, terwijl discriminatie op straat, school, sport en werkvloer en bij huisvesting hoog op de agenda is blijven staan. In veel landen is verzet tegen juridische discriminatie het belangrijkste punt. In 91 staten is homoseks nog strafbaar waarvan tien voor bepaalde gevallen de doodstraf kennen. Dit zijn islamitische landen zoals Iran, Jemen, Soedan en Saoedi-Arabië waar homoseks een halsmisdrijf is en ex-koloniën van Engeland zoals India, Maleisië en Zimbabwe waar er gevangenisstraffen gelden. De juridische praktijk verschilt per land. In sommige staten is de wet een dode letter, maar Saoedi-Arabië en Iran executeren nog regelmatig mannen die van “liwat” (wat in het Westen sodomie heet) zijn beschuldigd.

Naast de gelijke rechten waar de homobeweging in de regel voor strijdt, zijn er nog twee meer algemene punten die zeker voor ontwikkelingslanden van belang zijn om op te merken. In de eerste plaats hebben homo’s en lesbo’s meestal geen privéruimtes voor seksuele expressie – geen eigen slaapkamers, huizen, zelfs geen bars waar ze elkaar ongestoord kunnen ontmoeten. Vooral homomannen maken daarom voor het leggen en hebben van seksuele contacten gebruik van openbare ruimtes: parken, urinoirs, verlaten stegen, portieken, treinwagons. Zelfs in het Westen aarzelt de homobeweging om op te komen voor het recht op openbare seks. In ontwikkelingslanden is het bittere noodzaak omdat er geen andere plekken zijn. Het lijkt mij een belangrijk thema voor de internationale beweging niet alleen van homo’s, maar ook van sekswerkers en jongeren. Transgenders die vroeger “vrouwen”-werk deden, worden steeds vaker uit zulke beroepen verdreven nu vrouwen zulk openbaar werk mogen doen (schoonmaak, haar- en lichaamsverzorging, horeca, entertainment, rituele taken). Ze vinden een laatste toevluchtsoord om geld te verdienen in de straatprostitutie.

Het tweede punt betreft de seksuele rechten van jongeren. Ondanks een wereldwijde beweging om jongeren seksueel onmondig te maken, blijven jongeren overal seksueel actief – daar is geen kruid tegen gewassen. Vroeger vormde dit soms geen bijzonder probleem of werd er weinig aandacht aan besteed. Elders was het streng verboden zeker voor meisjes wier maagdelijkheid “beschermd” moest worden. In sommige culturen waren kinderhuwelijken een gangbare zaak zoals in India. De profeet Mohammed huwde met Aisja, een meisje van zes jaar, en ging op haar negende met haar samenleven. Homoseksuele praktijken waren soms een onderdeel van de initiatie van jongens in de mannenwereld. Papoea’s dachten dat een jongen geen man kon worden zonder sperma oraal of anaal tot zich te nemen. Bij de Soedanese Azande en de Ottomanen verrichten jongens alle “vrouwentaken” inclusief de seksuele voor mannen tijdens krijgsexpedities. Niet anders ging het bij mijnwerkers in Zuid-Afrika. Don Kulick beschrijft in zijn boek Travesti jongens van acht jaar die mannen versieren en daaraan plezier beleven – tien jaar voordat het volgens de VN mag.

De werkzaamheid van de VN, staten en NGO’s op het terrein van kinderbescherming “in actuality works both to re-enforce heterosexual monogamy and to debunk cultural diversity as [..] harmful for children” (Ho 2007:2). Kinderen worden beschermd door ouders of scholen en opgevoed tot reproductieve, heteroseksuele en monogame volwassenen. In zo’n systeem is geen plaats voor homo’s en lesbo’s of voor jongeren die zin in (homo)seks hebben. In plaats van kinderrechten te omschrijven als bescherming tegen seks, zou het beter zijn de nadruk te leggen op hun seksuele opvoeding en zelfbepaling. De voorstelling dat kinderen pas op hun achttiende autonome seksuele wezens zijn doet geen recht aan de realiteit en niet aan hun rechten als seksuele burgers. Het betekent voor niet-heteroseksuele kinderen dat ze tot hun achttiende worden blootgesteld aan de dwang van heteronormen die niet de hunne zijn en hen levenslange schade toebrengen. Hetzelfde geldt voor kinderen die niet in het typische man-vrouw-beeld passen zoals transgenders en interseksuelen, sletjes, meisjes die onvrouwelijk of jongens die onmannelijk doen.

De strijd voor het recht op publieke seksruimte en voor lagere leeftijden waarop jongeren seksueel actief kunnen handelen, gaat over essentiële, controversiële thema’s. De ernstigste vormen van discriminatie wegens seksualiteit en gender vinden juist plaats in de periode van de puberteit wanneer jongeren die zich niet heteronormatief gedragen het zwaar te verduren hebben. Het is de periode van finale disciplinering van jongeren die vaak gepaard gaat met scheldwoorden om “afwijkend” gedrag te beschimpen – en het zijn vaak jongeren die het elkaar aandoen. De buitenbeentjes krijgen van mede-leerlingen, ouders, leraren en andere autoriteiten op hun kop en worden vaak gedwongen het “rechte” pad te bewandelen – wat ze vaak niet willen of niet kunnen. Soms gaat het met geweld gepaard (zoals eerwraak in extreme gevallen), vaak met de nodige dwang en drang waarbij vaak een beroep wordt gedaan op religieuze en culturele “tradities” of soms de “natuur” – die grabbelton van gelegenheidsargumenten die nooit wordt ingezet tegen het huwelijk, maar altijd tegen seksuele diversiteit die veel natuurlijker is dan het huwelijk.


Finale

De dominantie van het Westerse homomodel geldt voorlopig hooguit voor de Westerse wereld en is zelfs daar omstreden. Er zijn volop mannen die nog helemaal in de kast zitten en afstand houden tot homowereld en -identiteit. Daarnaast zijn er “queers” die geloven dat de meeste mensen tot homoseksuele keuzes in staat zijn die ze niet maken vanwege heteronormen. Ook lokale versies van wat het betekent om homo of gay te zijn, zullen altijd hun speciale bijzondere plaatselijke kleur en vorm houden die niet altijd spoort met het model van de “global gay”. Er zijn grensconflicten tussen homo’s, lesbo’s die vaak en transgenders die bijna altijd over het hoofd worden gezien. Mensen die onregelmatig een uitstapje op homoterrein wagen, kunnen helemaal niet op erkenning rekenen.

Een belangrijk probleem met het homomodel is dat het tot stagnatie en zelfgenoegzaamheid heeft geleid en tot het gevoel van morele superioriteit van het Westen tegenover de rest van de wereld. Veel homo’s en lesbo’s in het Westen geloven heilig in hun seksuele identiteit, zijn ervan overtuigd dat het hier beter is dan daar en strijden niet tegen heteronormen omdat die in henzelf verankerd zijn geraakt. De woede die ten tijde van de seksuele revolutie homo’s en lesbo’s vleugels gaf, is uitgeraast. De Westerse homobeweging heeft veel successen geboekt, meer in de EU dan in de VS, maar die zijn zeer betrekkelijk omdat de heteronorm niet doorbroken, integendeel eerder versterkt is. De beweging oogt vermoeid en lijkt vast te lopen in de stugge machinerie van de instituties. Ze heeft zich in veel landen losgezongen van de problemen van het alledaagse leven van homo’s en lesbo’s. Zo ligt het Nederlandse COC aan het infuus van de overheid en vertegenwoordigt het nauwelijks de belangen van lokale holebi’s.

In de ontwikkelingslanden doen die problemen zich anders voor. Aan de ene kant bestaat er een grote druk van allerlei organisaties en buitenlandse regeringen via hulpprogramma’s om westerse normen op het gebied van sekse, seksualiteit en relatievorming in te voeren. Het heilige geloof in een sekse- en seksuele dichotomie wordt er op veel plekken ingehamerd, voorzover dat lokaal niet al bestond. De plicht om “onschuldige” jongeren te “beschermen” tegen elke niet-heteroseksuele of niet-huwelijkse seks vormt een ernstige bedreiging voor hun seksuele burgerrechten. Veel landen kennen huwelijksdwang die door Westerse invloeden verandert in een heteronorm die geen ruimte laat voor seksuele diversiteit of publieke vormen van seks. De seksuele moraal wordt eenzijdiger en restrictiever in een wereld die prat gaat op vrijheid en diversiteit. Helaas is de antiseksuele beweging globaal bezien veel sterker dan de proseksuele en kan ze op veel meer steun van regeringen, religieuze instellingen en NGO’s rekenen.

Tegenover alle puriteinse instituties bestaat geen globale beweging die seksuele burgerrechten verdedigt en bevordert. Toch valt hier en daar een sprankje hoop waar te nemen. Internet biedt ruime mogelijkheden van ontmoeting, activisme en kennisverwerving op homo- en lesbogebied. Op veel plaatsen buiten het Westen is de beweging vitaler en directer betrokken op behoeftes en verlangens van homo’s, lesbo’s, MSM en transgenders. Daar is de mars door de instituties pas begonnen en zijn nog geen precieze politieke doelen bepaald. De toekomst ligt er meer open dan in het Westen. Door de energie, nieuwsgierigheid en vernieuwingsdrang kan het in die landen mogelijk tot andere, interessantere resultaten komen dan in het Westen. We hebben het voorbeeld van Zuid-Afrika al gezien. Tien jaar na de apartheid dienen homo’s en lesbo’s in het leger, kunnen ze trouwen en zijn hun rechten grondwettelijk vastgelegd terwijl die doelen in de VS na 50 jaar homostrijd toekomstdromen blijven. Tegelijk liggen homo- en lesbopraktijken niet zo vast als in de Westerse wereld met z’n gefixeerde identiteiten. In Aziatische landen zijn interessante vormen bedacht van integratie van homo’s en lesbo’s in de familie. Er bestaan levendige straat-, sport- en discoculturen voor mannen en vrouwen met homoseksuele voorkeuren die niet getekend zijn door de vermoeidheid en zelfgenoegzaamheid van Westerlingen. De “homo-internationale” heeft nog een lange weg te gaan, maar mogelijk zijn haar kansen beter in niet-Westerse dan in Westerse landen en hebben ze in de “nieuwe” landen (wat de beweging betreft) meer oog voor innovatieve thema’s zoals diversiteit op seks- en gendergebied, openbare homo-uitingen en seksuele burgerrechten van jongeren. Mogelijk liggen de nieuwe “sex/gay capitals” niet meer in het Westen maar in het Zuiden of Oosten – in Kaapstad, Bangkok, Mumbai, Manilla, Shanghai of Soerabaja. Omdat het queer leven daar innovatiever en nieuwsgieriger is.


Literatuur:

Dennis Altman, Global Sex, Chicago: University of Chicago Press, 2001.

Gert Hekma, “Sexual Citizenship”, op www.lgbtq.com (2004)

Josephine Ho, “Is Global Governance Bad for Asian Queers”, in: GLQ, fc.

Joseph A. Massad, Desiring Arabs, Chicago: University of Chicago Press, 2007.

Graeme Reid, How to be a ‘real’ gay. Emerging gay spaces in small town South Africa, dissertatie Universiteit van Amsterdam, 2007