Afscheidswoorden Gert Hekma tot collegae en studenten sociologie, 30 juni 2017
Bij Gert’s afscheid van de afdeling Sociologie, UvA, Roeterseiland
Lieve vrienden, beste collega’s,
En dan op ’n dag is het zover. Dan zijn er nog 1300 woorden uit te spreken. Je neemt afscheid na 33 jaar in de sociologie, waarin ik op de kop af een half leven heb doorgebracht. Noem me naïef, maar ik kijk vol emotie en met voldoening terug op een mooie tijd en een aantrekkelijke loopbaan. Dankzij de UvA, ondanks de UvA. Iets om dankbaar voor te zijn. Een hoofdprijs, een Roze Trui, en ik ben wel zo ondankbaar dat ik hem slechts met moeite afsta, ja met ongeloof.
Collega’s vragen me wel eens hoe ik het zooo lang heb kunnen uithouden met de universiteit, bij dezelfde afdeling, en zeggen:
- “Het is een schoolvoorbeeld van bureaucratische organisatie en besluitvorming.”
- “Het academisch klimaat is er politiek correct - alarmerend correct. De status quo is er
behoorlijk steriel.”
- Een gastdocent die ik vorig semester in het gebouw ontving, vroeg: “Waar zijn de bedden?!”
Ze dacht dat ze een ziekenhuis binnenkwam.
- “Sociologen hebben toch die elkaar mijdende bedrijfs- en vergadercultuur, waarin contact-
zonder-contact het wint van contact-met-contact?”
Allemaal waar, ik betwist het niet, maar ik vraag me af hoe zij het al die tijd met mij hebben weten vol te houden!
Want wat heb ik een plezierige loopbaan gehad bij sociologie en de UvA! Ik werd meestal vrij gelaten in mijn onderzoek en onderwijs. Van loopbaanbegeleiding heb ik nooit iets gemerkt. Als ik mijn verplichtingen maar uitvoerde, en dat deed ik met overgave, was ik vrij om te gaan en staan waar ik wilde en om te zeggen wat ik op mijn hart had.
Ik had en heb nog steeds dierbare, geweldige studenten van wie ik sommige in het hart heb gesloten en prettige collega’s, in binnen- en buitenland. Sommigen zijn intieme uitverkorenen geworden zoals Mattias Duyves, Stephan Sanders, David Bos, Dorelies Kraakman, Harry Oosterhuis, Marie-Louise Janssen, Laurens Buijs en Robby Davidson in Amsterdam, of Judith Takacs uit Budapest, Alain Giami
in Parijs. Dan denk ik nog niet aan trouwe collega’s als Rineke van Daalen, Ruud Stokvis, Bart van Heerikhuizen, Saskia Poldervaart en anderen die ik door AIDS verloor zoals Bram van Stolk, Peter Vlaspolder, Jim Holmes, Michel Foucault, Guy Hocquenghem en Frank Arnal. Ik dank hen die mijn loopbaan een impuls hebben gegeven zoals Bram de Swaan, Annemarie Grewel, Mattias en anderen. De vak-secretaresses waren altijd engelen zoals Maartje Uneputty, Maaike Dahler, Muriël Kiesel, José Komen, de dames van de onderwijsbalie. Zij wisten altijd mijn liefde voor vrouwen te kietelen.
En denk aan de velen die met mij boeken schreven, congressen organiseerden en publicaties redigeerden zoals Theo van der Meer, Hugo Röling, Bernard Kruithof, de Jan Willems Duyvendak en Tellegen naast vele anderen. Het was het boekenleven dat ik begeerde en dat steeds exclusiever wordt. Een boek is een bloem en een bloem is een boek. Mijn partner verzucht wel eens dat mijn overspel maar doorgaat. Aan mijn huisbibliotheek is nu zelfs een audiotour van een half uur gewijd. Een kostelijk geschenk. U bent allemaal welkom, één voor één.
Door mijn gebrekkige bestuurlijke interesse is de universiteit meer onderzoek en onderwijs voor mij geweest dan misschien goed was voor homo- en lesbische studies of zoals we nu zeggen seks en genderstudies.
Er waren buitenlandse contacten en uitwisselingen. Ik ruilde met collega’s in San Francisco en New York, verbleef een tijd in Parijs ter voorbereiding van een congres en boek over seksuele revoluties. Ik reisde Nederland, Europa en Noord-Amerika af, meer voor lezingen dan voor congressen. Aan de UvA organiseerde ik met anderen in 1983 een conferentie over homosociale en homoseksuele arrangementen. Het staat nu te boek als de eerste internationale homostudieconferentie ter wereld, met dank aan de UvA. Of over masturbatie, Sexual Cultures in Europe, locale seksuele politiek. De laatste congressen waar ik aan zat, waren hier in Amsterdam, twee jaar geleden over de grote radikale verlichtingssocioloog Markies de Sade en, twee week geleden, een ontroerende afscheidsconferentie Perils and Pleasures – Confrontaties met Erotische Afslagen.
Ik voelde me 33 jaar als een vis in het water, als buurman van Maagdenhuis en UB, in onze wooncommune in de Voetboogstraat, met homoboekhandel in de kelder, en ook in het Oost-Indisch huis en het Spinhuis, gebouwen uit de Gouden Eeuw die het gevoel gaven midden in heden en verleden van de binnenstad te staan, direct bij de Rosse Buurt. Gebouwen die nu voor sociologie en antropologie verloren zijn gegaan.
Er waren controverses waarvan ik het lijdend voorwerp was. Ik vind het bij de wetenschap horen dat je geen blad voor de mond neemt, ook niet als het tegen het zere been is. “Tegenspraak brengt ons verder”, hoor ik socioloog Jan Popken nog zeggen in de jaren 80, of “Tegen jezelf indenken” naar het idee van Michel Foucault. Het hoort bij de wetenschap. Niet: “Waarover wij niet kunnen spreken, daarover moeten wij zwijgen” (Nietzsche), nee: “Spreken moet, want zwijgen past ons niet” (Beckett).
Een formidabele teleurstelling is toch geweest dat over een plaatsbepaling van seks in de sociologie te weinig academisch debat mogelijk was: nauwelijks over de ontwikkeling van seks- en genderstudies, laat staan over sociologische hangijzers als pedofilie, sextoerisme en heteronorm. Daar stuit de sociologie merkwaardig genoeg op haar eigen grenzen en is ze geen haar beter dan politiek en journalistiek. Des te levendiger debatteerden de studenten uit de hele wereld op het puntje van hun stoel over die heikele thema’s in de colleges. Tegenwoordig zoeken ze er via Internet de universiteit gewoon op uit.
De UvA liet keer op keer de kans op een leerstoel homostudies lopen. De socioloog Jan-Karel Gevers, in de jaren negentig voorzitter van het CvB, en een van zijn opvolgers Dymph van der Boom moesten er niet aan denken. Als we brieven schreven naar het Maagdenhuis duurde het lang voor we antwoord kregen. Maar toen we eens voorstelden met Jarti Notohadinegoro de toenmalige pedel om met een UvA-boot mee te doen in de Gay Canal Parade in het Gay Games jaar 1998, kregen we antwoord vóór we de brief zelfs maar verstuurd hadden! Het CvB had er lucht van gekregen en wilde niet: het zou de stadsuniversiteit maar een slechte naam bezorgen. Tijdens de Gay Games kleurde de stad roze van de regenboogvlaggen maar zo niet de UvA. Daar hingen de vlaggen halfstok omdat tot overmaat van ramp de voorzitter was overleden.
Ik verdwijn bij sociologie maar de sociologie niet bij mij. Het blijft spannend om over de seks en seksueel burgerschap te denken. Ik hoop dat er anderen na mij de kans krijgen en seks en seksuele variaties de plaats geven die ze bij sociologie verdienen. “Na mij de zondvloed”, zeg ik mijn inspirator Bram de Swaan na, maar wel liefst een zondvloed van seks- en genderstudies. Het is van belang dat niet overwegend vrouwen genderstudies en thema’s zullen doceren of blijven domineren. Doorgeslagen feminisering is een brevet van onvermogen. Seks en gender studies zijn in het belang van studenten die met een steeds preutsere, geremder wereld te maken krijgen en professioneel en ook privé wetend dienen te blijven over seks en gender.
Men zegt vaak dat met het pensioen een nieuw leven begint. Ik twijfel er niet aan. Ieder nieuw boek is een nieuwe bloem en ieder oud document een nieuw boek. Op latere leeftijd kunnen onvermoede kwaliteiten boven komen. We zullen zien. En wilt u eens komen kijken en luisteren in mijn boekenerfgoed, bent u van harte welkom,
Een dankbaar mens!
Gert Hekma, 30 juni 2017, afscheid afdeling sociologie.