Afscheidswoord, uitvaartbijeenkomst voor Gert Hekma, Uilenburgersjoel, Amsterdam, 26 april 2022, 11.00 uur

Mattias Duyves, levenspartner van Gert


Écht ontzettend jammer van die lieve en enthousiaste, onvermoeibare man van me - zo plots, zo vroeg, uit het nièts, ìn het niets. U weet wat ik moet voelen - me uit ons leven gegrepen, er naast terechtgekomen, en ik weet wat vandaag, Gert-dag, door ù heen gaat.


Voor ons, een schok, een afgrond - voor hem, is me verzekerd, was zijn fatale hartstilstand een zuchtje van alleen licht en lucht over zich heen. Uitgerust is hij aangetroffen, uitgestrekt als in gebed verzonken, of diep in een droom.


In huis op weg naar buiten heeft onze Anne-Jean hem in de hal gevonden op het marmer, bij zijn post, een minuut of 20 na zijn inzinking. Robby, onze huisgenoot met net z’n nieuwe Eerste Hulp-diploma van sociëteit de Trut heeft hem gereanimeerd, Gert uit alle macht zijn adem ingeblazen, hij had nooit gedacht dat zijn àllereerste hulp naar Gert zou uitgaan en de Tweede Hulp bij Ongeluk naar mij, in deze dagen. Heb eeuwig eerbied voor Robby. In het ziekenhuis is de reanimatie gestaakt. Thuis heeft Gerts dode gestalte drie dagen dichtbij me doorgebracht, op dit dienblad, in Locus Solus, de formidabele galerieruimte van Franck op de begane grond. Ik sta voor u en sla me er doorheen.


In september 2019 overkwam Gert een lichte hersenbloeding, zijn tweede. De neuroloog sprak: “Meneer Hekma, beter zal het niet worden, maar u kunt er wel beter mee leren omgaan, u zéker”. Niet alles kon meer: fietsen, snel even iets tussendoor doen, onbewaakte ogenblikken vòòr zijn, veters strikken, evenwicht bewaren, kortom balans- en mobiliteitsproblemen - maar wat bleef, was best te doen. Er verscheen een wandelstok, er kwamen pillen bij, zitkussens, de woonkamer werd ’n eigen sportschooltje, we namen van Martin een “All Terrain and Mountains”- rollator over. We zochten streken zonder drukte op als Bergen op Zoom, Welten, Nietap, Schardam en Heino, bij Albert en Jeroen, Harrie, Hetty en Jikkie. In 1998 had Jikkie van der Giessen als wethouder de Gay Games naar Amsterdam gehaald, nu genoot Gert bij haar volop van een buitenmodel driewielerfiets, een ‘chopper’, die ook nog eens Easy Rider heet! Het orakel was uitgekomen: beter werd het niet, maar we gingen er beter mee om. Net voor zijn overlijden waren we terug van een kleine revalidatie-expeditie door Andalusië.


Twee jaar geleden begon me te dagen dat we het Bal van het Verval hadden betreden, dat het al begonnen was en dat Gert misschien wel bij de eregasten hoorde. Door zijn “vaatschade” wist hij soms niet meer hoe ie het had. Dan moest hij buiten stilstaan, éen ding tegelijk bekijken, zich afschermen, zonnebril en petje op en met de schrik vrijkomen - half de man die hij geweest wàs. Spontaan iets nieuws leren, zoals “zoomen”, contactloos betalen, een inductiekookplaat aankunnen, nieuwe knopjes uitproberen, was er steeds minder bij. Een “inloopdouche” vond hij een ding voor na je dood, zoals ook een DVD, een Netflixabonnement, een ander huis.

De jongen die voorheen iedereen twee keer te snel af was met van alles, was onderhand in best wat dingen twee keer zo langzaam - frustrerend en fascinerend tegelijk, een confrontatie die Gert doorgaans de sporen gaf, niet irriteerde, eerder inspireerde, maar nu zijn stemming van heel dichtbij bedreigde. Ik geloof dat hij diep teleurgesteld was in zijn eigen lijf, als ‘n ‘damaged good’ waarover hem zijn volle en vrije beschikking was afgenomen. Hij wantrouwde zijn conditie, hield minder zelfvertrouwen, maar ik heb hem zien knokken, zijn best zien doen – “mijnheer Hekma, juist ù kunt er beter mee omgaan”.


Het was inmiddels altijd vàl-tijd. We droegen voortaan pleisters en een schaartje bij ons. In twee jaar tijd zag ik hem tien jaar ouder worden, nu en dan wel eens een beetje een grumpy old gay, beteuterd, bedremmeld en beduusd, van binnen brozer, van buiten milder. Ons huis was zijn huid - de tuin, wij met elkaar, tussen zijn boeken en broeken, Ben en Robby boven, in diè constellatie was hij op zijn gemak, ‘s ochtends aan het lezen en het schrijven, ’s middags voor de afwisseling aan het schrijven en het lezen, binnen werd hij weer de ontspannen, radicale Gert. De drukte buiten voor het venster van voor en na de lockdown - Gert zei nu eens downlock, dan weer dickdown – die invasie zou hìj bestrijden door spijkerbroeken op de Wallen te verbieden, dan bleef er geen toerist over. Glanzende satijnbroekjes mochten blijven, dáárvan gaat de buurt vooruit, vond hij. Want in de wereld van Gert maakte Glans alles Goed.


Ik wil u wijzen op het kleine oliedoek op linnen van de jonge schilder Jesse Asselman, Gerts laatste aanschaf voor zijn overlijden. Niet hijzelf staat erop maar een demoontje dat met zijn kaars binnendringt in de duisterste plekken van – ja wat? Voor Gert van mens, maatschappij en homoseksualiteit. Dat is het zoekgedrag en zoekgebied waar Gert zijn leven lang van hield en zich aan overgaf, thuis, op straat, aan de universiteit, in de krant, in het debat. Voor Gert had de liefde onder mannen en onder vrouwen net als hun erotiek vele bronnen en vormen, niet zelden weggezet, afgebrand, als zonde, ziekte, misdaad, gevaar, tegenwoordig grensoverschrijdend gedrag, nu ook al “potentieel grensoverschrijdend gedrag”. Hield zijn zoekgedrag dan nooit op? Nee want in zijn theorie is homoseksuele vrijheid een on-eindige constante in ’n on-eindig universum: in historische, huidige en toekomstige verschijningsvormen, voorbeeldige en denkbeeldige vormen, normatieve en transgressieve, marginale en normale, rituele en subversieve, dode, verdwenen en verboden vormen, the torture never stops, humde hij dan zijn geliefde Frank Zappa na, het hield voor Gert nooit op. Tout s’en va / pas tout s’en va, alles verdwijnt maar niet alles verdwijnt. Van liefde en seks onder mannen en onder vrouwen kon je nooit genoeg weten, zien, onverschrokken proeven, lezen, schrijven, spreken, denken en doorgeven. Hij was “voor de duvel niet bang”, zoals Joke Swiebel zegt in een memoriam. Dat was een ijkpunt in zijn vriendschappen met homo vrijdenkers als Guy Hocquenghem, Michel Foucault, René Schérer en George Mosse. Of zoals Alain Giami met wie hij over seksuele revoluties schreef, in zijn memoriam zegt: de homoseksuele vrijheid is tijdloos volgens Gert, de instanties staan in de weg – priesters, dokters, rechters, burgers, ouders, de status quo, het homohuwelijk en de verheerlijking van pride niet uitgezonderd.


Wat dat demoontje doet met die kaars - de donkerste plekken opsporen, de uithoeken binnendringen, misschien in de hens zetten – bleef Gert doen met de pen, de homoseksuele vrijheid in al z’n figuren tevoorschijn schrijven, onophoudelijk en onverzettelijk, compromisloos. Want problematischer dan zijn “Never Compromise” vond hij het tegendeel om zich heen, “Always Compromise”, bij het tevoorschijn zoeken van die homoseksuele vrijheid in meervoud. En geef toe, het is hem verdorie een heel eind gelukt.


In 1999 hoorde hij mijn puberende neefje Ampa opscheppen wat de letters A D I D A S onder z’n vrienden betekenden: All Day I Dream About Sex. Gert glunderde! Ampa zal uit respect vandaag trouwens in Curaçao de drie strepen dragen. Gert zei: “Hey man, dat wist ik niet. Maar All Day I Dream About Sade is natuurlijk beter”. Markies de Sade was zijn favoriete seksuele vrijdenker uit de tijd van de Franse Revolutie, de grootste in Gert’s dynastie van seksuele vrijheidsschrijvers. Sade eiste het recht op om te schrijven, te praten, te denken en te dromen over onbeperkte seksuele vrijheid, de permanente seksuele revolutie.

Ik kon Gert op de kast krijgen met de speldenprik “maar Gert, ik vind jou juist de sprankelende Spinòza van de seks!”. Wat ik ook vind, want vrijheidsschrijver zijn ze alle drie in hart en nieren, neem hun beschouwingen en verhandelingen er maar bij. Het samenleven dat we deden, Gert en ik, is boffen geweest, om trots op te zijn, om zuinig op te zijn, te lang om ineens los te moeten laten, te kort om nu al af te staan.


Laatste vraag, waar laten we de dode Gert? Hij is mij even lief als de levende. Nee, ik zal niet als een Johanna de Waanzinnige, in een rage d’amour, met het dode lichaam van de geliefde door Europa trekken en overal een gedenkplek aanleggen waar ze iets van zijn lijf willen bewaren, ik zal me zelf niet opsluiten in een toren met één tralievenster met enkel uitzicht op de urn buiten in het licht, ik zal geen tattoo zetten met zijn as.

Gerts urn zal bij gelegenheid worden bijgezet in een gezelschapsgraf voor seksuele vrijheidsschrijvers. Dat ligt al klaar op de Begraafplaats Bussum aan het Franse Kamp op loopafstand van het station. In 1939 werd daar Marius Exler begraven, vroege voorvechter van homorechten en in 1911 auteur van de homoroman Levensleed, een Roman voor Ouders. In het eeuwigdurend graf is plaats voor een beperkt aantal urnen. Gert heeft zich uit respect voor de vergeten Exler lange tijd ingezet voor behoud en onderhoud van het vooroorlogse graf. Exlers rustplaats heeft na de oorlog het Nederlandse Koninkrijk om andere redenen op zijn grondvesten doen schudden omdat een gebedsgenezeres Greet Hofmans, daar is ze weer, openbaarde dat de stem van Exler vanuit het graf goddelijke adviezen aan haar doorgaf voor koningin Juliana. Daar zat mijn grote lieve Gert niet mee. Laat maar praten daar in die dodenakker, vond hij. Een paar jaar geleden ontstond de ambitie om de rustplaats van een van de eerste homovrijheidsschrijvers in Nederland opnieuw in gebruik te nemen als eeuwig gezelschapsgraf voor seksuele vrijheidsschrijvers.


Een massagraf zal het niet worden, de ruimte is beperkt. Vrijheidsschrijvers hier aanwezig gelieven niet over te gaan tot zelfdoding om er voor in aanmerking te komen! Wie had kunnen denken dat Gert zelf, samen met een 10 jaar geleden overleden auteur, de eerste zou zijn wiens urn in het gezelschapsgraf zal arriveren? Ik vind het ongelooflijk, maar heb van hem geleerd dat het ongelooflijke iets is om in te geloven. Hij blijft mijn liefste boek waarvan de laatste bladzij zichzelf heeft omgeslagen en niet terugveert.


Ik sta Gert af, met woorden gekozen uit het Egidius-gedicht. Dat is uit 1400, ergens uit Vlaanderen, de oudste klaagzang voor een gestorven vriend die in de Nederlanden is bewaard gebleven.


Gert, waar ben je gebleven?

Ik mis je, lieve kameraad.

Jij vond de dood, ik blijf in leven.

Je liefde was er vroeg en laat,

Zo waardeloos dat éen van ons gaat.


Gert, wees in je glanssatijn verheven,

Helderder dan zonneschijn.

Al onze vreugd blijft je gegeven.


Gert, waar ben je gebleven?

Ik mis je, liefste kameraad.

Jij vond de dood, laat mij ’t leven.


Je hebt me echt verlaten.

’t Is lente en stil.

Weet je, ik wil

Zo graag met je blijven praten.