Afscheidswoord, uitvaartbijeenkomst voor Gert Hekma, Uilenburgersjoel, Amsterdam, 26 april 2022, 11.00 uur

Linda Duits


Hoewel ik al veel langer wist dat Gert Hekma bestond, kwam Gert pas relatief laat in mijn leven. We werden directe collega’s toen ik als invaldocent Gender- en Seksualiteitsstudies ging geven, in 2014. Hij zou van collega naar dierbare vriend gaan, vanwege zijn warme en vrolijke persoonlijkheid. Daarnaast was Gert voor mij vooral een voorbeeld, iemand die ik bewonderde, iemand die me heeft gevormd in mijn werk en iemand die ik wil navolgen.


Dat komt omdat zijn denken zo vrij is – hij dacht los van maatschappelijke normen. Dankzij zijn historisch perspectief liet hij zien hoe onze seksuele praktijken het resultaat zijn van specifieke vertogen over seksualiteit.


Twee ideeën van Gert breng ik zoveel mogelijk te berde. Het eerste is Gerts hypothese dat er vroeger meer aan homoseks werd gedaan. Ik ben volledig geïntrigeerd door deze uitspraak. Het idee is dat er vroeger vrijer seksuele handelingen werden verricht door mensen van hetzelfde geslacht, omdat er niet zo’n hele identiteit aan vasthing.


Met maatschappelijke acceptatie kwam ook een heldere afbakening van homoseksualiteit. Die afbakening is een dikke grens: mannen zijn bang hem over te gaan en dan direct homo te zijn. Ze zien nu daarom maar af van seksueel contact met andere mannen, contact dat vroeger onbesproken maar gewoner was. In het leger en op kostscholen werden mannen door mannen volop afgetrokken, gepijpt en geneukt zonder dat dat ‘gay’ was.


Het tweede idee van Gert dat ik te pas en te onpas deel met mijn gehoor is zijn voorstel om iedereen fetisjist te noemen, in plaats van homo/hetero/bi. Fetisj is een term die besmet is geraakt dankzij de medische stand die zo graag alle ‘afwijkingen’ wilde ordenen. Maar uiteindelijk bevatten “alle seksuele genoegens, ook de normale, perverse elementen”. Dat schrijft Gert in zijn ABC van Perversies, waaruit hij graag voordroeg. We hebben allemaal zo onze fetisjen, of dat nou een penis of een mond is; een voorkeur voor stoeien (dat heet agonofilie), of voor ballonnenseks – twee voorbeelden uit zijn boek – of voor seks met brandweermannen – een voorbeeld uit mijn eigen fantasie.


Ik las Gert graag, maar nog liever luisterde ik naar hem. Ik heb dierbare herinneringen aan de etentjes bij Gert en Mattias, met veel wijn en veel gedachten. Ik ben dankbaar dat hij bestond en dat ik hem tot vriend mocht rekenen. Af en toe stuurde hij me updates over zijn leven, zoals “Gister gezwommen bij Heemskerk in zee. Heerlijk einde (?) van de zomer en dit weekend naar roze Brussel voor expo over urinoirs” – op 16 september 2020. Die updates greep ik dan aan als gelegenheid om mezelf bij hen uit te nodigen, want zo ben ik.


Gerts denken was vrij en bevrijdend. Hij heeft veel mensen geraakt en beïnvloed, mensen aan de universiteit maar zeker ook in wat men ‘de scene’ noemt: activisten, kunstenaars, hulpverleners, professionals die met of in seks werken. De impact van Gerts denken is zowel ongekend als niet groot genoeg. Want tegelijk zijn er ook mensen die vrij denken eng en gevaarlijk vinden en zich ervan af willen sluiten, of mensen die Gerts denken willen inperken of verbieden. In die zin vertoont hij gelijkenis met de door hem zo bewonderde Markies de Sade, die hijzelf zoveel mogelijk aanhaalde.


Zijn nalatenschap is groot, ook in fysieke vorm: hij schreef een hele bibliotheek vol. Gerts gedachtengoed is nu aan ons, om over na te denken, aan te vullen en vooral om voort te laten bestaan. Dankjewel daarvoor, lieve Gert.