Afscheidswoord, uitvaartbijeenkomst voor Gert Hekma, Uilenburgersjoel, Amsterdam, 26 april 2022, 11.00 uur

Jacqueline Bel, Voorzitter Jacob Israël de Haan Genootschap



Mattias, familie van Gert, aanwezigen,

‘Glans maakt alles goed’ – Zo luidde een uitspraak van Gert waar ik de laatste dagen veel aan heb moeten denken. Zijn woorden herinnerden mij aan een dichtregel van Jacob Israël de Haan: ‘Uw woord heeft mij getroost […]. Uw lied houdt glans, die geen Leed dooven kan’. Poëzie en glans dus, als troost …

Velen van ons kennen Gert als wetenschapper, als oprichter van de afdeling homostudies aan de UvA, als inspiratiebron voor studenten en medewerkers en als auteur van zeer veel boeken over homoseksualiteit in Nederland en elders. Stephan Sanders, die ooit colleges bij hem volgde, noemde Gert gisteren in NRC een ‘intellectuele veelvraat’. Dat klopt, al zou ik Gert niet direct als ‘veelvraat’ kenschetsen. De laatste keer dat wij elkaar spraken was bij onze jaarlijkse Jacob Israël de Haanlezing in het Allard Pierson: hij was toen gekleed in een felgroen, glanzend – natuurlijk! - Adidaspak – een collector’s item, zo begreep ik - en Gert zag er met zijn opvallende kleding en wandelstok juist uit als een elegante en slanke dandy – geen veelvraat dus. Dat de kleur groen omschreven moet worden als ‘screaming green’ – zoals Mattias afgelopen donderdag vertelde - gaf het pak misschien een extra navrante betekenis en leverde bij mij de associatie op met een beroemde en helaas toepasselijke regel uit The waste land van T.S. Eliot, die ik hier natuurlijk even uit zijn verband ruk: ‘April is the cruellest month’.

Hoe het ook zij: Gert was meer dan een wetenschapper alleen – hij was ook een liefhebber van literatuur – hij publiceerde over Louis Couperus, Markies de Sade en Jacob Israël de Haan, de schrijver van de omstreden roman Pijpelijntjes uit 1904 waarin hij als een van de eerste auteurs in de Nederlandse literatuur openlijk over homoseksualiteit schreef, Jacob Israël de Haan, de dichter van Het Joodse lied en Kwatrijnen. De dichter en jurist Jacob Israël de Haan liet eerst het Joodse geloof van zijn jeugd achter zich om er later weer aansluiting bij te zoeken, waarna hij als correspondent voor het Algemeen Handelsblad naar Israël ging. Daar schreef hij mooie reportages tot hij in 1924 in Jeruzalem vermoord werd door zionisten. Voor wie hem nog niet helemaal goed kan plaatsen: hij was ook de broer van schrijfster Carry van Bruggen.

Gert hield van het werk van Jacob Israël de Haan. Hij was ook de drijvende kracht achter de wederoprichting van het Jacob Israël de Haan Genootschap in 2008, de organisatie die de nalatenschap van deze schrijver en dichter nieuw leven wilde inblazen en dat nog steeds doet. Het genootschap werd in 1952 opgericht door de hoogleraren Nederlandse letterkunde Garmt Stuiveling en Sonja Witstein en onder anderen uitgever Johan Polak om de collectie handschriften van Jacob Israël de Haan veilig te stellen. Na enkele jaren werd het genootschap zieltogend en het was Gert die er in 2008 voor zorgde dat het weer actief werd. Hij zocht mensen bij elkaar, zoals Marita Mathijsen en Emiel Schrijver, er werden studiemiddagen en jaarlijkse Jacob Israël de Haanlezingen georganiseerd. Het genootschap leefde weer. Inmiddels heeft het genootschap ook nieuwe bestuursleden, zoals Mattias en ondergetekende. Maar Gert bleef een aanjager. Hij werkte met Mattias aan plannen voor een website over Jacob Israël de Haan zodat zijn werk digitaal beschikbaar zou komen, een website die over enige tijd ook de lucht in kan. Ook was hij bezig met voorbereidingen voor de herdenking van de Haans honderdste sterfdag in 2024. Gert en Mattias voerden in dit verband gesprekken met de Uilenburgersjoel en het is dan ook om die reden bijzonder dat we vandaag in deze sjoel verenigd zijn.

Jacob Israël de Haan schreef dat poëzie troost kan bieden, alles glans kan geven, waar Gert het dus mee eens was: ‘Glans maakt alles goed.’ Hopelijk is dat ook vandaag zo, zeker als het gaat om poëzie waar Gert van hield. Als afsluiting lees ik daarom nog drie kwatrijnen van Jacob Israël de Haan.


Late herfst


Een bonte markt vol sinaasappels en citroenen.


Granaten en de druiven zijn gedaan.


Zoo gaan de dagen weg en de seizoenen.


Ik zie het machtloos aan.



Leegte


Het is zoo koud, zoo eeuwig om ons heen.


Alles wat ons verbindt, het zijn maar woorden.


Maar soms alsof de Eeuwigheid ons verhoorde


Bindt ons een blik, een lach, een droef geween.



Gelukkige heugenis.


Het bittere verdriet doet nooit vergeten,


De zoete vreugde, die eens is geweest.


Verslagen in een eenzaam huis gezeten,


Geniet ik nog heugnis van ieder feest.